The Music Makers opus 69 – Sir Edward Elgar
24 en 25 januari 2026 Sint-Christoffelkathedraal, Roermond
31 januari en 1 februari 2026 PG Oude Kerk De Samenstroom, Meppel
Drents Symfonie Orkest
Toonkunstkoor Roermond
m.m.v. Merel Magali Cox, mezzosopraan
o.l.v. Pieter Cox
Edward Elgar
Elgar werd in 1857 geboren in Broadheath, een dorp gelegen in de buurt van Worcester (dat is in de Midlands, onder Birmingham, in Engeland). Aanvankelijk werkte Elgar op een advocatenkantoor en beschouwde hij muziek als een hobby. In 1882 werd hij dirigent van een amateurorkest in Worcester en volgde in 1885 zijn vader op als kerkorganist. In 1889 trouwde hij met Caroline Alice Roberts, die in Elgars muzikale gaven geloofde en hem tot grote steun is geweest. Zijn eerste werk van betekenis, de ouverture Froissart, schreef hij in 1890. Voor de kroning van Koning Edward VII, in 1902, schreef Elgar de Coronation Ode. Naar aanleiding daarvan werd hij in de adelstand verheven en was sindsdien Sir Edward Elgar.
Elgar stierf in 1934 en is dus 76 jaar geworden. Hij liet bijna 400 composities na voor theater, voor koor en orkest, tevens liederen en veel orkestwerken. Na Elgars drie grote oratoria (The Dream of Gerontius, The Apostles en The Kingdom) is The Music Makers Elgars laatste grote koorwerk.
The Music Makers
The Music Makers, waaraan Elgar vanaf 1903 heeft gewerkt, baseerde hij op het gedicht Ode van Arthur O’Shaughnessy (1844-1881).
Ode gaat over de rol van de kunstenaar in de samenleving, waarbij de kunstenaars in het gedicht de ’the music makers’ en ‘dreamers’ worden genoemd. In het gedicht claimen de dromers dat zij het zijn die de zieners, de scheppers en bezielers zijn van de mens en zijn daden, en glerieuze toekomsten. De ware makers van geschiedenis. Dat het altijd de kunstenaars zijn die de wereld veranderen en de maatschappij vooruitgang bieden. Door hun profetische verbeeldingskracht voorzien ze de verandering die ze zullen inspireren. Elgar was overtuigd van die plicht die volgens hem geldt voor – ik citeer- ‘alle kunstenaars die de enorme verantwoordelijkheid voelen van hun missie om de wereld te vernieuwen, zoals het altijd is geweest.’
Om deze sfeer weer te geven treffen we in The Music Makers veel diepgang en soms droefheid aan. ‘Maar,’ voegde Elgar eraan toe, ‘er zijn ook momenten van enthousiasme en uitbarstingen van vreugde. Dit zijn de buien waaraan de creatieve kunstenaar lijdt wanneer hij zijn muziek creëert.’
Elgars interpretatie van de Ode is sterk autobiografisch. Hijheeft de tekst niet simpelweg rechttoe rechtaan gezet. Hij veranderde sommige woorden en herhaalde stukken tekst, soms samen met gedeelten uit andere coupletten.
Elgar maakte in The Music Makers bewust gebruik van ideeën uit eerdere en andere composities. Soms is er een specifieke verbale cue: zo wordt het woord ‘dreams’ begeleid door een thema uit The Dream of Gerontius, en ‘sea-breakers’ door de opening van Elgars Sea Pictures. De muziek citeert ook uit zijn oratorium The Apostles, de eerste entweede symfonie, het Vioolconcert, Nimrod uit de Enigma Variaties (en zelfs Rule, Britannia en La Marseillaise laat Elgar voorbij komen).
In dit verband doen de zelfquotaties onvermijdelijk denken aan Ein Heldenleben van Richard Strauss, waarin ook de kunstenaar bezongen wordt, maar met een duidelijk andere bedoeling; Elgar schildert de artiest niet af als held maar als plichtsgetrouwe bard. Eenzaam en melancholisch over zijn lot: een zware missie en verantwoordelijkheid.
De eerste uitvoering van The Music Makers vond plaats op 1 oktober 1912 op het Birmingham Festival. Elgar droeg The Music Makers op aan zijn goede vriend Nicholas Kilburn, een industrieel uit het noordoosten van Engeland, die naast zijn zakelijke werk ook een vooraanstaand musicus was.
Ik zou zeggen: ‘Wij, ik, jullie, koor- en orkestleden, zijn de muziekmakers en wij zijn de dromers van dromen. I.t.t. de wat melancholischer visie van Elgar, zou ik wilen zeggen: wat een geweldige verantwoordelijkheid en wat een vreugde!”
Pieter Cox
Ps. Het programma wordt uiteraard nog met andere (Engelse) werken aangevuld.
Tekst Ode
(origineel en aansluitend een samenvatting/hertaling van Marcel den Dulk)
We are the music-makers,
And we are the dreamers of dreams,
Wandering by lone sea-breakers,
And sitting by desolate streams;
World-losers and world-forsakers,
On whom the pale moon gleams:
Yet we are the movers and shakers
Of the world for ever, it seems.
With wonderful deathless ditties
We build up the world’s great cities,
And out of a fabulous story
We fashion an empire’s glory:
One man with a dream, at pleasure,
Shall go forth and conquer a crown;
And three with a new song’s measure
Can trample an empire down.
We, in the ages lying
In the buried past of the earth,
Built Nineveh with our sighing,
And Babel itself in our mirth;
And o’erthrew them with prophesying
To the old of the new world’s worth;
For each age is a dream that is dying,
Or one that is coming to birth.
We are the music-makers,
A breath of our inspiration
Is the life of each generation
A wondrous thing of our dreaming
Unearthly, impossible seeming…
The soldier, the king, and the peasant
Are working together in one,
Till our dream shall become their present,
And their work in the world be done.
They had no vision amazing
Of the goodly house they are raising;
They had no divine foreshowing
Of the land to which they are going:
But on one man’s soul it hath broken,
A light that doth not depart;
And his look, or a word he hath spoken,
Wrought flame in another man’s heart.
And therefore today is thrilling
With a past day’s late fulfilling;
And the multitudes are enlisted
In the faith that their fathers resisted,
And, scorning the dream of to-morrow,
Are bringing to pass, as they may,
In the world, for its joy or its sorrow,
The dream that was scorned yesterday.
With our dreaming and singing,
Ceaseless and sorrowless we!
The glory about us clinging
Of the glorious futures we see,
Our souls with high music ringing;
O men! It must ever be
That we dwell in our dreaming and singing,
A little apart from ye.
For we are afar with the dawning
And the suns that are not yet high,
And out of the infinite morning
Intrepid you hear us cry…
How, spite of your human scorning,
Once more God’s future draws nigh,
And already goes forth the warning
That ye of the past must die.
Great hail! we cry to the comers
From the dazzling unknown shore;
Bring us hither your sun and your summers;
And renew our world as of yore;
You shall teach us your song’s new numbers,
And things that we dreamed not before:
Yea, in spite of a dreamer who slumbers,
And a singer who sings no more.
We are the music-makers,
And we are the dreamers of dreams.
Samenvatting/hertaling Nederlands van Marcel den Dulk
Wij zijn muziek-makers; wij dromen onze dromen
En met onze dromen willen wij de wereld in beweging brengen.
Wij zingen van een nieuwe orde, van een nieuw rijk, van harmonie en geluk.
In het verleden zijn er machtige rijken geweest: Ninevé, Babylon.
Grote namen, maar zij vielen en zijn weggevaagd.
Onze droom lijkt onmogelijk:
een droom over een soldaat, een koning, een landbouwer,
die allen samen werken aan het realiseren van die gemeenschappelijke droom.
De dromers van voor onze tijden hadden geen beeld,
geen voorspelling en geen vóórstelling van het land waar zij naar op weg waren.
Maar er ontstak een licht in een van hen en het verspreidde zich
en ontstak een vuur in de harten van velen.
Die dromen brachten hele menigten in beweging.
Die dromen werden door velen versmaad.
Maar zij – en wij!- gaan door met dromen
en zingen van een nieuwe, glansrijke toekomst.
Die droom zal uitkomen en standhouden.
En bij het gloren van een nieuwe morgen
– al lijkt die nu nog ver weg –
zullen wij er zijn en van ons laten horen.
Wij roepen aan hen die ons van de overzij tegemoet komen:
‘breng ons de zon en de zomer.
Leer ons onze dromen te zingen en vernieuw onze wereld.’
Van die nieuwe wereld zullen wij blijven zingen!
Ondanks alle ingeslapen dromers die het zingen is vergaan…