
Het recept van Bachs cocktail
In het Weihnachts-Oratorium van Johann Sebastian Bach valt het je als luisteraar op dat bepaalde types muziek steeds terugkeren. Daar zit een systeem achter. Niets is toevallig bij Bach!
Het Weihnachts-Oratorium bestaat uit zes delen. Die delen zijn geschreven voor de kerkdiensten op Eerste, Tweede en Derde Kerstdag, Nieuwjaar, de eerste zondag na Nieuwjaar en Driekoningen. Ze hebben allemaal vrijwel dezelfde opbouw. Dat is de verklaring waarom bepaalde types muziek steeds terugkeren. Maar welke types muziek zijn dat nu precies en welk systeem zit daarachter?
De delen van het Weihnachts-Oratorium werden uitgevoerd direct na de voorlezing van een fragment van het Kerstverhaal uit de Bijbel. Ze waren bedoeld als verdieping van de Bijbelse boodschap voor de kerkgangers.
Elk deel begint met een feestelijke, rijk klinkende opening voor orkest en koor in majeur; één keer is de opening helemaal instrumentaal. Dan volgen er steeds twee of drie blokken met korte stukken, afgewisseld door twee lange stukken voor solozang. De meeste korte stukken beginnen met een recitatief: de letterlijke prozatekst van het Bijbelverhaal, gezongen door een tenor en summier begeleid door een baslijn en wat akkoorden. Die recitatieven – het Bijbelverhaal dus – vormen de ruggengraat van het stuk. Tot de korte stukken behoren ook bewerkingen van bestaande kerkliederen, die door het koor worden gezongen. De lange solostukken bestaan telkens uit nieuw geschreven teksten met een persoonlijke beleving van het Bijbelverhaal in de ik-vorm. De verschillende delen van het Weihnachts-Oratorium eindigen steeds (behalve één keer) met de bewerking van een bestaand kerklied.
Zo ontstaat steeds een zeer gevarieerd geheel van instrumentale fragmenten, koorzang en solisten, lange en korte stukken, sobere begeleiding en rijke orkestratie, bekende en nieuw geschreven teksten, maar altijd volgens een vast systeem.
GvdG
> Terug naar homepage met overzicht van alle verschenen Bach-blogs.