Hoe snel heeft Bach het bedoeld?
Rond 1900 werd de muziek van Johann Sebastian Bach langzaam en gedragen uitgevoerd, met veel romantische zwier en dramatiek. Tegenwoordig gaat dat heel anders. Maar de meningen blijven verdeeld.
In Nederland maakte dirigent Willem Mengelberg (1871-1951) de Matthäus-Passion vanaf 1899 populair met het Concertgebouworkest. Er bestaat nog een opname van zo’n Mengelberg-uitvoering. Romantisch, langzaam en met op en neer golvende tempowisselingen. Nog altijd vinden velen dit de allermooiste uitvoering ooit. Maar musicologen gruwen er inmiddels van.
In Bachs tijd stonden er in bladmuziek meestal geen tempo-aanwijzingen. Een maat duurde in principe vier hartslagen en alleen afwijkingen werden aangegeven. Het tempo van het openingskoor van de Matthäus is in Mengelbergs versie 8¾ maat per minuut, wat omgerekend zou neerkomen op 35 ‘hartslagen’ per minuut. Een andere dirigent, Otto Klemperer (1885-1973), deed het nóg langzamer: 8 maten of 32 ‘hartslagen’ per minuut. Dat is medisch gezien onmogelijk. Als Bach een hartslag van 35 of 32 had gehad, redeneren deze musicologen, dan had hij dat niet overleefd. Bach moet sneller!
Anderen zijn het daar totaal niet mee eens. Zij wijzen op Bachs lyrische melodielijnen. Bij zo’n modern hoog tempo komen die melodielijnen helemaal niet uit de verf, zeggen ze; dat kan nooit Bachs bedoeling zijn geweest. Verder wordt in één van Bachs stukken het geluid van een bepaald zangvogeltje geïmiteerd. Dat zong in Bachs tijd uiteraard net zoals nu. Maar als het stuk zo snel wordt gespeeld als sommige musicologen willen, is elke gelijkenis met het vogelgeluid zoek.
Ook het Weihnachts-Oratorium is in zeer verschillende snelheden uitgevoerd. Vergelijk maar eens de uitvoering van Karl Richter uit 1955 met die van Peter Dijkstra uit 2013. Pieter Cox, dirigent van het ToonkunstKoor Roermond, kiest op 28 november voor een gulden middenweg.
GvdG
> Terug naar homepage met overzicht van alle verschenen Bach-blogs.